HORLOGES mogen vandaag voor de meeste mensen niet veel kosten en hoeven ook niet per se lang mee te gaan. Ze zijn dan ook zodanig goedkoop geworden, en de modewereld speelt er goed op in. De tijd van ‘opa’s horloge’ is voorbij. En daarmee verdwijnt ook stilaan een klein leger aan uurwerkmakers die in opa’s dagen de tijd nauwlettend juist zetten. In Stekene gaat zo’n verhaal van horlogemakers drie generaties terug.
De eerste Van Goethem die in Stekene in de Statiestraat (later de Stadionstraat, nvdr) een horlogewinkel opende, deed dat in 1920. Aloïs Van Goethem had in de Eerste Wereldoorlog van een uurwerkmaker de stiel geleerd, en wuifde na de oorlog zijn eigen ambt, het herstellen van fietsen, uit. De volgende generatie, Theofiel Van Goethem, moest onder lichte dwang de stiel gaan leren in Lokeren en Gent, om dan in 1940 de winkel over te nemen van vader Aloïs, die vroeg stierf.
‘Theofiel was toen slechts twaalf jaar, en heeft de eerste jaren samen met zijn oudere zus, Maria, de winkel open gehouden, terwijl hij de stiel verder leerde’
Momenteel zijn we aanbeland bij de derde generatie uurwerkmaker, Theofiels zoon, Jan Van Goethem. Met diezelfde lichte druk werd hij in de richting van het horlogemaken geduwd: ‘Bij mijn geboorte was al beslist dat ik de opvolger zou worden’, lacht Jan. Hij volgde zijn opleiding tot uurwerkmaker. ‘Dat was wel grappig. In de vroege jaren tachtig waren de eerste digitale horloges in opmars. Daarover leerden we op school, en dan mocht ik het thuis uitleggen aan mijn vader, die nog nooit op zo’n horloges had gewerkt’, vertelt Jan.
De technologische vooruitgang zou niet stilzitten. Toen Jan in 1992 de horlogewinkel overnam, stond die nog vol met slingeruurwerken. Vandaag is daar nog weinig van te bespeuren: ‘Je moet rekenen dat wij hier vroeger dertien staande klokken hadden staan. Op jaarbasis verkochten we daar een elf à twaalf van. Vandaag is die markt helemaal uitgestorven. Hetzelfde met andere slingeruurwerken.’ In de winkel hangen vandaag voornamelijk keukenuurwerken: ‘Op batterijen.’
Wegwerpmaatschappij
Ook in de polshorloges merkt Jan een duidelijke trend: ‘Vroeger waren het allemaal mechanische horloges. Sinds Quartz-horloges bestaan (horloges op batterijen, nvdr) is alles veel goedkoper geworden. De jeugd tegenwoordig ziet horloges dan ook niet meer als een investering, maar als een mode-object. Ze hebben er nog wel geld voor over, als het van een populair merk is. Het binnenwerk van dat horloge trekt meestal op niet veel.’
Toch belet dat niet dat er nog dagelijks horloges verkocht worden bij Jan: ‘Ik denk dat we hier dagelijks nog één of twee polshorloges verkopen. En niet enkel aan oudere mensen. Ook een jonger publiek komt in de winkel. Vaak mensen die net iets meer zoeken, nadat ze op die goedkope modestukken uitgekeken zijn. Dan doe ik ook mijn best om het juiste horloge aan de juiste klant te verkopen.’
Van heinde en verre
Wie denkt dat een lokale horlogemaker enkel lokale klanten ziet, vergist zich: ‘Ik heb vaak klanten die van Antwerpen, of zelfs Gent komen. Er zijn nog maar weinig geschoolde horlogemakers. Hier in het Waasland denk ik dat er nog zo’n vier of vijf zijn. Mond-op-mondreclame doet veel.’
Een vierde generatie horlogemaker zal er evenwel niet inzitten, vreest Jan. ‘Geen van mijn kinderen ziet het zitten om de zaak later over te nemen, dus ik zal de laatste zijn. Ik heb mijn kinderen geen druk opgelegd.’ (lacht). Of hoe het métier stilaan uitdooft.
DE GAZET WORDT GESPONSORD DOOR