De duivensport is zonder twijfel één van oudste Vlaamse tradities maar het aantal duivenmelkers is zienderogen gedaald. Toch hebben we in Stekene nog een topper op dat vlak. Frans De Geest, zoon Jean-Pierre en zijn echtgenote Marleen beschikken over een pak echte prijsduiven.
Vergeet de term duivenkot. Noem het gerust een duivenvilla waarin de prijsbeesten wonen. Maar ook het wachten op de beestjes is best aangenaam. Jean-Pierre en Frans hebben een gezellige mancave ingericht. Inclusief frigo met de nodige (vooral non-alcoholische) dranken maar het pintje dat mij spontaan werd aangeboden smaakte prima.
‘Mijn vader woonde vroeger vlak naast ‘De Reda’ in Kemzeke. Voor de niet-Kemzekenaars: dit is de huidige Delhaize’, zegt Jean-Pierre. ‘Daar stond een heel mooi duivenkot maar omdat er appartementen naast gebouwd werden zagen we de duiven niet meer aankomen. Ik woonde hier en toen zijn de duiven naar hier gekomen.’
Vader Frans stuurt meteen bij: ‘Ik kon moeilijk anders, door de ziekte kon ik niet meer op het kot. Hier in de Donkerhofstede werkte je toen met renpaarden en zo zijn de duiven in een kot op de schuur beland. Ik kan dat allemaal uitleggen, ik ben sinds mijn negende al duivenliefhebber en ben er nu 85 geworden.’
1 kilo tabak
‘Sinds 2001 zijn we verhuisd, momenteel hebben we hier een 350 tot 400 duiven. Dat is een pak meer dan de doorsnee duivenmelker. We zijn begonnen in 1946 met twee duiven, die hadden we gekocht in ruil voor een kilo tabak. Daar begon mijn vader mee te spelen, ik ben in 1959 getrouwd en mijn vrouw mocht eerst niet weten dat ik duivenmelker was. Toen is toch een kotje op de hof gekomen en zo is dat stilaan uitgebreid.’
‘Ieder jaar hebben we een 150-tal jongen maar aan het eind van het seizoen blijven die niet allemaal over’, vertelt Jean-Pierre. ‘Sommigen blijven achter op de vlucht of worden ziek. Die 150 pasgeboren duiven moeten ook allemaal geringd worden. In het duivenlokaal koop je het aantal geschatte ringen aan 1 euro per ring. Daar hoort ook een kaartje bij, zeg maar het paspoort van de duif. Het ringen doen we zelf, na een zevental dagen kunnen we die over het pootje schuiven en dan kan die niet meer weg. Maar de duivensport is een dure hobby geworden.’
Leven voor de duiven
Het chalet puilt uit van de trofeeën. ‘Sinds 2001 hebben we die allemaal gewonnen’, zegt Frans trots. ‘We hebben provinciale en nationale trofeeën gehad, de beste duif van gans België in een vlucht, verscheidene keren kampioen in ons clublokaal. Op dit erf zijn al heel knappe resultaten gehaald maar je moet er ook voor leven. Zowel Jean-Pierre als Marleen zijn er altijd om de duiven te verzorgen sinds mijn longen het niet meer toelaten.’
Constateur
Vele decennia geleden maakte een zogenaamde constateur deel uit van vele huishoudens. ‘Dat is al veel jaren afgeschaft’, lacht Jean Pierre. ‘Nu is dat allemaal elektronisch via de ring aan de poot van de duif. Van zodra die landt wordt dat automatisch geregistreerd. De wedstrijden zijn er vanaf maart tot september. Wij hebben het grootste hok van Stekene maar we spelen nu enkel nog op de kortere vluchten tot 600-700 kilometer. Die zijn dezelfde dag thuis, tenzij bij heel slecht weer. We waren de eerste op Bordeaux, 822 kilometer en die duif had daar 12 uur en 2 minuten voor nodig. Er is moeilijk een gemiddelde snelheid op te plakken. Veel hangt af of de wind op kop of op de staart zit. Vroeger speelden we ook nog op Barcelona en dan gebeurde het dat je ’s anderdaags bij het krieken van de dag moest opstaan. Zelfs nu met die automatische registratie moet je nog altijd aanmelden als je nationaal speelt. Dat kan telefonisch of met de computer maar het moet wel binnen de vijftien minuten gebeuren. Op de verre vluchten zoals Barcelona hebben die een stempel met een nummer in de vleugel. Wij kennen dat nummer niet en moeten het ter controle doorgeven.’
Internet
Wie herinnert zich nog de informatie voor duivenliefhebbers op zondagmorgen op de radio. ‘Dat was nog schoon’, zegt Frans. ‘Maar nu is dat allemaal via internet. Het voordeel is ook dat we al zien dat ze bijvoorbeeld in Kortrijk beginnen te vallen. Dan weten we dat ze een halfuurtje later hier zijn. Nadien wordt dat uitgerekend hoeveel meter die duif per minuut gevlogen heeft. Soms is er een rampvlucht en ben je er wel wat kwijt, vooral jonge duiven, die oude komen meestal wel naar huis. Als ze dan aankomen hebben we hier ook wel wat supporters die komen kijken. Echt stil moeten ze niet zijn maar zwieren met de armen moeten ze nu ook niet doen.’
Chinezen
Wanneer ik alle bekers en diploma’s zie verwacht ik Chinezen die in rijen dik het erf opkomen. ‘Er zijn al Chinezen geweest. We hebben een mooi bod gehad voor een duif maar we hebben dat niet aangenomen. Het zijn diegenen die er het meest voor doen die de beste resultaten hebben. Het is bijna een fulltime bezigheid. Ik ben nu om half zeven ’s morgens al op het kot en rond de middag zijn we klaar. Eerst de duivinnen, die vliegen een uur, dan komen de mannetjes en die vliegen anderhalf uur. Dan de eerste ronde jonge duiven voor een uur, dan de tweede en rond de middag ben ik klaar om vanaf 16 uur weer op het kot te zitten. Alle weken een bad, kot uitkuisen. Pa (Frans) is vorige week alle dagen naar Aalst en Geraardsbergen gereden om de duiven te lossen als training. Pa belt dan wanneer die gelost worden en dan moeten Marleen en ik die pakken. Vroeger had ik een heel knappe moto, een Suzuki maar die moest ik wegdoen want ik had geen tijd meer. Ook regelmatig naar de veearts, analyse van de uitwerpselen om te zien welke vaccinaties ze mogen hebben.’ Maar eigenlijk is het simpel besluit Frans: ‘De ogen zijn de spiegel van de gezondheid. En dat geldt niet enkel voor de duiven.’