Meer dan 400 jaar geleden is uit het ‘fort van den Coewacht’ een dorp gegroeid waar nu nog de restanten van oorlogen merkbaar zijn in het landschap. Momenteel is Koewacht verdeeld onder Stekene, Moerbeke (nu Lokeren) en Terneuzen, maar ooit was het dorp één geheel, en wie weet herhaalt de geschiedenis zich nog in de toekomst?
Met die gedachte in het achterhoofd ben ik voor de gelegenheid even de grens overgestoken om het Nederlandse deel van de Koewacht onder de loep te nemen, meer bepaald de natuurrijkdom die dit dorp omgeeft. En wat een aangename verrassing is deze verkenningstocht geweest!
Langs de Staat-Spaanse Linies
Op Google Maps is het opvallend duidelijk dat het hele dorp omringd is door een groenblauwe gordel, van de Rode Sluis naar de Moerspuische Watergang, verder naar de fortengordel die in het noorden Koewacht moest beschermen tegen de Staatse Nederlanden, de bossen tussen de Eerste en Tweede Verkorting, de bossen van de Karnemelkpolder, het Pereboomsgat en de Boschkreek.
Ik trek mijn wandelschoenen aan want bepaalde gebieden kan je enkel te voet of met de fiets bereiken, en ik besluit om langs de noordgrens van Koewacht de fortengordel te verkennen. Tijdens de 80-jarige oorlog was Koewacht in Spaanse handen en om zich te verdedigen tegen de steeds verder oprukkende Staatse Nederlanden die al tot in Axel waren gevorderd, bouwden de Spanjaarden een fortengordel met wel 20 wachtposten van Sas Van Gent tot Hulst. In 2006-2007 werden met Europese steun drie van deze forten in Koewacht, waarvan restanten van de fortengrachten nog te zien waren, gedeeltelijk gereconstrueerd en de grachten werden opnieuw uitgediept.
De Fortdijk, een lange dijk met statige populierenrijen verbindt de forten met elkaar. Schapen en paarden zorgen voor de begrazing van zowel de dijken als de forten, waardoor daar een bloemrijke vegetatie ontstaat. De Moerspuische Watergang slingert door dit landschap en is op bepaalde plaatsen flink verbreed, met eilandjes waarop eenden, futen en andere watervogels zich thuis voelen. Een sierlijke knobbelzwaan dobbert rustig rond, en even verderop merk ik een bruine kiekendief op die de loop van de watergang volgt, op zoek naar een lekkere hap. Tussen de uitgestrekte polderakkers krijgen water, bloemrijke graslanden en bossen hier veel ruimte.
Op zoek naar de wachttorens
Fort Sint-Joseph is het eerste dat ik tegenkom; behalve een vierkant aangelegde walgracht van wel 10 meter breed rond een kleine terp waarop een stuk muur van een meter hoog nagemaakt is om een impressie te geven van wat het ooit geweest is, zie je er niet veel van. Geen wachttoren meer, maar wel een weelderige rietkraag in de walgracht, die door de warme, droge zomer zo goed als leeg staat. Waar de Nederlanders het fort bijna 400 jaar geleden innamen, doet de natuur nu hetzelfde. Jonge wilgen schieten her en der op, wilde peen en speerdistel zorgen voor een kleurrijk spektakel deze zomer.
De tocht gaat verder naar fort Sint-Jacob, dat verscholen ligt achter een bocht in de dijk. Via een prachtige houten ophaalbrug over de brede en diepe walgracht bereik ik het fort, eveneens een nagebouwd muurtje, maar nu wel met een groot gietijzeren kanon bij dat herinnert aan gevechten daar. Zelfs in de tweede wereldoorlog hebben Poolse troepen nog van de forten gebruik gemaakt om zich te verschansen en vandaar de Duitse troepen in Axel te beschieten, met succes.
Het valt op dat ook hier de droogte een steeds grotere rol begint te spelen, met nadelige gevolgen voor de landbouw en de natuur. Daarom is vlakbij het fort Sint-Jacob een project uitgevoerd om water uit de Moerspuische Watergang zoveel mogelijk ruimte te geven, met stuwen, een moerasbosje en een hooiland dat tijdens zware regenval kan overstromen.
Fort Sint-Livinus is het laatste bolwerk, waarvan in het open polderlandschap de brede walgracht en een metalen vlag opvallen in het midden van enkele muurtjes die het fort moesten voorstellen.
Toekomstbestendige bossen
Net zoals het noordelijk deel van Stekene liggen grote delen van Koewacht op een arme zandbodem, maar Koewacht is in tegenstelling tot Stekene meer een waterrijk gebied, met grote watergangen, vijvers en kreken. Op vochtige gronden vind je verschillende bossen.
Vlakbij Fort Livinus liggen de Konijnenputten en de Pieleputten, twee kreken gelegen tussen de Eerste en de Tweede Verkorting in een ruim bosgebied, waar Staatsbosbeheer eigenaar van is, net zoals van meerdere bossen, kreken, dijken en de drie forten waarvan eerder sprake.
De ambitie van de Vlaamse regering is om 10.000 hectare nieuw bos aan te leggen; in Nederland doen ze daar nog een schepje bovenop met een doelstelling van 37.000 hectare! Zo hebben ze in de Karnemelkpolder, aanpalend aan het Pereboomsgat dat op de grens van Nederland en België ligt, in 2021 alvast vier hectare nieuw bos aangelegd dat aansluit bij hun bestaande bossen. Om de biodiversiteit in deze bossen te versterken laten ze tijdens beheerwerken takhout, stamdelen, gehele bomen achter of ringen ze bomen zodat die staande afsterven. Het proces van vertering en de daarbij vrijkomende voedingsstoffen staan aan de basis van de voedselketen en zorgen daardoor voor een soortenrijk bos. Diverse vleermuissoorten verblijven graag in holtes of achter loshangende schors van bomen, en ook bosuil en ransuil kan je hier ’s avonds of ’s nachts horen roepen.
Door bosrandbeheer, dat dit jaar wordt uitgevoerd, zorgt Staatsbosbeheer voor meer licht en gelaagdheid in het bos. In de bosranden kunnen verschillende soorten kruiden en struiken groeien wat een grote aantrekkingskracht heeft op diverse dier- en insectensoorten. Tegelijk fungeert een bosrand als buffer om de temperatuur in de bossen koel te houden. In bossen kan het in de zomer tot wel 10°C kouder zijn, vergeleken met hun directe omgeving. Dit airco-effect is van groot belang in de strijd tegen het opwarmende klimaat.
Verbinding over de grenzen heen
Voor ons, mensen, is het niet moeilijk om over de landsgrens te wippen om verbinding te zoeken met andere mensen.
Voor veel dieren en planten is het al wat moeilijker; vaak ontbreken groene verbindingen of aaneensluitende watergangen om te kunnen migreren van het ene bos naar het andere, of van het ene grasland naar het andere.
Gelukkig is dat in het Pereboomsgat goed aangepakt, daar versterken de bossen in Nederland en de kreek met begroeiing op de grens elkaar. Maar vanuit Stekene naar Koewacht zijn er ongetwijfeld ook nog mogelijkheden om verbindingen aan te leggen. Dat kunnen bomenrijen zijn die natuur- en bosgebieden met elkaar verbinden, of rietkragen langs waterlopen, of een houtkant (=mengeling van streekeigen bomen en struiken die om de 5 à 7 jaar worden afgezaagd om daarna opnieuw uit te lopen).
Of misschien ergens grensoverschrijdend nieuw bos aanplanten, zou dat geen leuk idee zijn? Zeeuws-Wase bossen, ik ben benieuwd…